Een groot deel van de tijd van de Kovolmensen gaat in hun tuin zitten en dus zouden we eigenlijk vaak daarheen moeten lopen om ze te ontmoeten. Idealiter dan toch. In werkelijkheid komen we er niet vaak, omdat het een uur lopen is en het niet meevalt om een afspraak te maken. Ik moet mezelf ook wel een beetje oppeppen voor de wandeling en ik moet bij het wakker worden al weten: dat ga ik doen vandaag. Misschien ben ik lui, hoor (nou ja, weinig misschien aan, dat ben ik), maar ik vind het lastig om alles uit mijn handen te laten vallen en op stap te gaan op een avontuur waarvan ik niet weet hoe lang het gaat duren!

Terwijl ik met een vriend aan de taalstudie zat, lukte het me om eruit op te maken dat de volgende dag een tuinwerkdag zou zijn. Het is weer hekkenbouwtijd, en omdat dat zo’n enorme klus is, worden er dagen georganiseerd om dat samen aan te pakken.
‘Morgen bouwen we een hek,’ zei ik, ‘ik wil meedoen!’ Helaas zijn mensen zo gewend aan het idee dat wij zinnen vernachelen en praten om te praten (taaloefeningen) dat mijn intentie om mee te gaan werken, niet was overgekomen.

De volgende ochtend sta ik op zonder dat ik precies weet waar ik heen ga, maar ik ga ervanuit dat ik mensen kan vragen waar het werk te doen isen dat ik daar dan heen zou kunnen gaan. Ik kombij het huis van die vriend – niemand. Op naar het dorpje waar er vergaderd zou worden dan – ook al niet. Dan blijjkt dat de naam van het dorp en het tuingebied hetzelfde zijn – Ogomam ulum (het dorp) en Ogomam eb (de berg): iedereen is bij Ogomam eb.

Oké, dus ik ga ze zoeken – en loop prompt de verkeerde kant in. Al heel snel word ik tegengehouden door een man, die zegt: ‘Kom, ik breng je wel.’ Hij was eigenlijk van plan om een dag in het dorp te blijven en rustig aan te doen, omdat hij een zweer op zijn been heeft, maar hij is bereid om met me mee te lopen. Ik kan zien hoeveel pijn hij had bij het lopen… oepsie. ‘Er is alleen nog niemand,’ zegt hij, ‘We komen daar aan en dan wachten we tot de rest komt om aan de slag te gaan.’

Hmm. Een dag eerder had ik geprobeerd te vragen hoe laat en ik dacht begrepen te hebben 7 of 8 uur… Nu blijk ik het verkeerd begrepen te hebben (of de verkeerde vraag gesteld te hebben!). Om 8:30 komen we aan na 40 minuten door de bergen lopen (ik hoorde regelmatig ‘daar niet staan, je bent te zwaar en je gaat vallen’) en de man die het werk georganiseerd had is zowel blij als verbaasd om me te zien. Ze hadden geen idee dat ik zou komen. Tot zover het ‘afspraken kunnen maken’.

Tijd om op het suikerriet te knagen!

Ik had een paar bemoedigende taalstudiedagen gehad. Ik praat meer, ik ben ermee bezig hoe hoofdzinnen en bijzinnen met elkaar samenwerken en ik had het gevoel dat ik het snapte. Nu zit ik hier met de mannen op iedereen te wachten en ik besef ineens dat ik geen idee heb waar ze het over hebben! Soms geven ze me in het Tok Pisin een klein beetje uitleg ‘we hebben het over die yams daar’ of iets van dien aard, en zelfs dan kan ik het niet volgen!

Met de zon die op me brandt moet ik me even insmeren met zonnebrandcrème. Ik laat de mannen mijn licht verbrande huid van de dag tevoren zien en leg uit: ‘Ik heb een zwakke huid, de zon kookt hem en dit medicijn houdt dat tegen.’ Kort daarna heeft iemand een boom met blaadjes omgehakt en in de grond voor mij gezet, zodat ik wat schaduw heb.

Om ongeveer 11 uur zijn er een man of 14 bij elkaar om de klus te klaren. Omdat je bij het begin moet beginnen, kauwen ze eerst wat suikerriet om bij te komen van de wandeltocht en dan is het tijd om hout voor het hek te verzamelen.

Dit was een goede zin: ‘hij houdt hem vast, terwijl hij de paal neerzet’.

Aan mij hebben ze hier niet zo veel, want het is een steile helling naar het hout toe. Ik denk dat ik ongeveer net zo sterk ben als de mannen hier, maar ik kan zonder hout op mijn schouder die helling al niet op lopen zonder weg te glijden, laat staan met. Ik zet mijn voeten op dezelfde plekken als de anderen, maar als ik het doe, geeft de helling mee en glijd ik weg!

Ik doe dit hekken bouwen voor de derde keer nu, dus ik weet wat er komt en ik kan helpen om stammen in het hek te plaatsen en de steunstokken vast te knopen met een liaan. Het is leuk om mee te doen, en extra leuk om deel uit te maken van een werkdag. Dit is niet iets dat ze speciaal voor mij doen, zonder mij zouden ze het ook gedaan hebben. In de tussentijd maak ik foto’s, stel ik vragen en observeer ik. Er zijn dingen die me opvallen, zoals hoe lang er gewerkt wordt voor het pauze is en dat de dames niet helpen met het bouwen, ook niet als hun kokkinnen-rol is afgerond (strakke verdeling van de genderrollen). Ik hoop dat het gaat helpen – ik weet het niet. Het voelt een beetje overweldigend voor me.

Ik moet wel onthouden dat ik de volgende keer twee keer zo veel water meeneem, zodat ik dat naar binnen kan gieten en kan blijven gieten. Water op rantsoen terwijl je in de hete tropische zon loopt te zweten is geen goed idee als je ook nog een beetje helder wilt blijven!

De dames raspen de tapioca

Ik sta er weer eens van te kijken hoeveel werk het is om in de jungle voedsel te verbouwen. Het hek is bedoeld om varkens buiten te houden. Daar moet het een jaar of 2 voor staan en als er ook maar ergens een zwakke plek in zit, kun je het net zo goed niet neerzetten. Je snapt waarom het hek héél stevig gemaakt wordt. Ieder spleetje wordt opgevuld (zodat de varkens het voedsel niet ‘ruiken’) en iedere 30 centimeter ofzo staat er een steunpaal, vastgeknoopt met lianen. Vandaag hebben 14 mannen er 4 uur over gedaan om zo een meter of 50 te bouwen.

Dit stuk hek is af

Om een uur of 3 zie ik de wolken aan komen drijven en het ziet er dreigend uit, dus ik zeg gedag (want ik heb nog een paar baby’s om voor te zorgen 🙂 ). Ik probeer vol te houden dat ik de weg weet en dat ze allemaal gewoon door kunnen werken (ik denk dat ze nog een half uur werk hadden en dan een uurtje moesten wachten op hun eten, maar ik wil daar niet op wachten), maar ze sturen een groep kinderen mee om op me te passen. ‘Het gaat regenen!’ zeggen ze, maar ik verzeker ze nog even dat wij wel eerder thuis zijn dan de regen begint. Ik ben een volwassen man en zij zijn kinderen – ik zal hen niet afremmen….
En ik heb ze ook bijna niet afgeremd, ik moest af en toe even 20 seconden bijkomen, dat wel! En we waren ook niet eerder thuis dan de regen.

Ik heb van de hele ervaring wel geleerd wat wij eigenlijk voor rariteit zijn. Ik sta daar ineens, onverwacht, val de hele tijd om, kan minder dan hun kinderen en dan loop ik ook nog zomaar weg, de zware regen in, in plaats van te blijven en te genieten van het eten dat klaarstaat als beloning voor de lange werkdag! Wat is dat toch een rare vent die ze hebben uitgenodigd om bij ze te komen wonen!

Mijn babysitters brengen me naar huis

0 reacties

Geef een reactie