Het voelt altijd prettig om een dag taalstudie af te ronden. In de ochtend begint het plannen, het bedenken ‘welk nieuw stukje taal ga ik vandaag proberen te leren, en welk stuk gesproken taal moet ik oefenen?’ Dat is meestal ’s morgens het eerste waar ik aan denk als ik de slaap uit mijn ogen wrijf.

Na het ontbijt schrijf ik die ideeën op in een schrift en maak ik een checklist. Welke opnamen moet ik maken, welke vragen stellen, welke zinnen uitproberen, welke verhalen te oefenen en welke gegevens om te doorzoeken en op de computer te ordenen.
Ik vind het fijn om gedurende de dag dingen weg te strepen van mijn lijst, niet omdat dat zo lekker is om te doen, maar omdat er altijd momenten van stilte zijn als we met onze Kovolvrienden kletsen, omdat we op een gegeven moment ook klaar zijn met wat we aan het doen waren. Het is fijn om dan even in mijn schrift te kunnen checken waar ik het nog even over kan hebben.

’s Morgens ben ik dan 3-4 uur bezig met mensen opzoeken, wat bij ze blijven plakken en dan door mijn ’taal voor vandaag’-lijstje heen te werken.

Yagil en ik waren wel klaar met ons ’taal voor vandaag’-lijstje en dus maakten we een pot thee

Na de lunch krijg ik even de kans om de nieuwe opnamen, foto’s en notities die ik gemaakt heb in de computer te verwerken. Opnamen worden toegevoegd aan een afspeellijst, woordenboeken worden up-to-date gebracht en nieuw taalstudiemateriaal wordt gevormd.
Vermoedelijk zou ik mezelf dan best twee dagen bezig kunnen houden achter de computer met alle nieuwe gegevens die ik net heb verzameld – maar zo leer je geen taal. Zo gauw als het verwerkt is en voor de diepe analyse begint, is het tijd om mijn tas te pakken en mijn hoed op te zetten en weer op pad te gaan om te oefenen of om nog iets na te vragen waarvan ik gemerkt heb dat ik het niet helemaal snap.

En dan is het ineens 15:30 en ben ik 7 uur bezig geweest en is het tijd dat ik alledrie de kinderen van Gerdine overneem, zodat zij ook even wat taalgerelateerds kan doen.

Dat is over het algemeen hoe onze dag eruitziet. Soms is er een hoop wandelwerk bij, maar meestal is het vlak voor onze deur of een minuut of 10-20 lopen. De Kovolmensen staan nog steeds te springen om ons te helpen met de taal, dus vaak hoef ik niet ver.
Aan het einde van dag één voelt het best fijn. Er zijn nieuwe dingen die je kunt zeggen, nieuwe dingen die je ontdekt hebt en je weet dat je stap voor stap steeds dichter bij vloeiend spreken in de buurt komt.

Het probleem is dat je het de volgende dag opnieuw moet doen, en de dag daarna weer, en dan weer, en dan nog één. Uiteindelijk is het weekend en kun je klusjes doen 😀 Aan een huis in de jungle is altijd wel wat te fiksen of verbeteren!

We zijn een maand onderweg en de vermoeidheid begint toe te slaan. ’s Morgens opstaan gebeurt op wilskracht, want mijn hoofd is weer bezig met nieuwe taaldingen om mee aan de slag te gaan. Gisteren was het donderdag en Gerdine en ik hadden plannen om ook nog eens even samen wat te doen, maar onze hersens zijn gesmolten en om 20:00 naar bed vonden we eigenlijk een prima plan 😀
We vragen ons af wat we precies moeten doen om meer energie te krijgen – minder avonden doorwerken, meer dutjes doen, extra dagen vrij nemen of wat dan ook. Maar ik heb het gevoel dat als ik dagen niet besteed aan taalstudie, ik niet per se meer uitrust, maar juist meer tijd besteed aan extra klusjes.

Ons varken (met vlekken) en zijn beste maat

Als je je nu zorgen om ons begint te maken, wacht daar nog even mee. We zijn ons nog aan het instellen op ons eigen schema en tempo en we zijn bereid om dingen te veranderen als dat nodig blijkt; we hebben die dingen alleen nog niet gevonden.

Die taalstudie is ontzettend hard werken – maar er zit vooruitgang in.

Ons team is het bijvoorbeeld eens geworden over een Kovol-alfabet. Er zijn nog een paar onzekere puntjes en het is mogelijk dat we het later hier en daar nog wat aanpassen – maar we kunnen stoppen met het typen in fonetische symbolen! Dat is namelijk lastig, bijvoorbeeld omdat een van onze klinkers de ɔ is, waarvoor we eerst o moeten typen en dan >.
We zijn begonnen met ‘woord van de week’. Iemand in het team kiest 10 Kovol woorden en dan moeten we allemaal proberen dat woord te spellen in het nieuwe alfabet. We hebben 10 minuten in onze teamvergadering om de woorden te bespreken en als we het eens worden over een woord, heeft dat voortaan een standaardspelling. We hebben het deze week voor het eerst geprobeerd en zijn het eens geworden over 8 van de 10, waardoor er 2 voor eeuwig op de lijst blijven staan (of tot Rhett leert om ‘huis’ te spellen, haha!).

We hebben ons alfabet laten zien aan een aantal van onze geletterde Kovol-vrienden (alfabetisme ligt hier rond de 5% in de nationale taal) en we hebben best goede resultaten.
o lijkt te werken voor ɔ (de o in pop)
oo lijkt te werken voor o (de o in stroop)

Hetzelfde voor e en ee.
nn lijkt te werken voor ŋ (de ng in zingen), dus kunnen we ng gebruiken voor ᵑg (een g met een nasale klank ervoor zoals in het Engelse ‘longer’).
Tot nog toe zijn we geen problemen tegengekomen bij het gebruik van b voor alle b en v klanken.

Het lijkt onnatuurlijk voor de Kovoltaal om twee medeklinkers bij elkaar te hebben staan en we hebben dus voorgesteld om een u toe te voegen als het nodig is om de w weg te houden van de t. Dus twɔ, het woord voor sprinkhaan, wordt tuwo.
Maar soms weten we het gewoon niet. De verdelingsgegevens die we hebben, suggereren dat twee medeklinkers niet samen gaan, maar dat wel kúnnen. Het hangt er helemaal vanaf wat goed voelt voor een Kovolspreker en daar hebben we natuurlijk geen idee van! Dus dat moeten we in de gaten houden.

Misschien is het lastigste symbool om mee om te gaan wel de ʔ, het geluid dat je maakt als je je adem even stopzet als je ‘oh-oh’ zegt. Voor ons Kovoldialect is dat een klank (of eigenlijk het gebrek aan een klank) die we wel op moeten schrijven. Het lijkt er ook op dat in het andere dialect deze klank direct te vervangen is door een k.

Het gebruik van een k voor die klank zou dus perfect passen in dat andere dialect, maar we hebben het gevoel dat er wat verzet is tegen dat idee in ons dialect. Ze willen de k niet gebruiken omdat dat hun dialect is, en die zit natuurlijk ook in het nationale alfabet.
Dus zijn we op zoek naar de gulden middenweg. Op moment experimenteren we met een apostrof. Het probleem waar we tegenaanlopen nu we beginnen te typen, is dat verschillende software en taalinstellingen op verschillende computers zorgen voor verschillende apostrofs.

Toen we dit lieten zien aan bepaalde mensen, ontstond de suggestie om een h te gebruiken. Een van de dorpen lijkt al de h te gebruiken als symbool voor die klank, en het lijkt heel logisch voor woorden zoals ‘werk’ ‘mehamonn’. Het ziet er aan het begin van een woord een beetje bijzonder uit, en zal het andere dialect het makkelijk kunnen vervangen door een k als ze hardop lezen?

Wat een boel vragen, maar we boeken vooruitgang!

Als je erover nadenkt, betekent dat dat we Kovol misschien moeten spellen als ‘obol… Dus zullen we een nieuw website-adres nodig hebben (nah, laat maar).

Mierennest in een Kindle, hoe kom je erop?

Helaas is deze week mijn Kindle gesneuveld. Na slechts een maand hier hadden de mieren hem gevonden en er een nest in gemaakt. Het blijkt dat die beestjes op het scherm kunnen drukken als ze langs de capacatieve sensoren lopen, waardoor mijn Kindle zich gedroeg alsof er een kudde peuters op het scherm zat te timmeren als ik probeerde te lezen.
Helaas – toen ik probeerde de mieren eruit te krijgen, heb ik per ongeluk een van de sensoren eraf getikt, waarmee ik het hele scherm om zeep hielp.
Ach, zo is het leven in de jungle… Ik ‘leen’ die van Gerdine wel.


0 reacties

Geef een reactie