Op vakantie gaan is een goed moment om eens terug te kijken. We zijn nu bijna een jaar bij de stam, nadat we 3 jaar in training hebben gezeten, 2 jaar gewacht hebben om naar Papoea Nieuw Guinea te gaan en toen nog 2 jaar in Papoea Nieuw Guinea om te acclimatiseren, waarna we nog een jaar hebben gespendeerd aan de directe voorbereiding om in Kovol te gaan wonen. Acht jaar voorbereiding om te bereiken waar we nu mee bezig zijn, een stamtaal en -cultuur leren kennen met het doel Gods woord er duidelijk te kunnen communiceren.

In die acht jaar hadden we bepaalde verwachtingspatronen ontwikkeld over hoe het leven in de stam zou zijn. Dus hier zijn vijf punten waarop onze verwachting afweek van de werkelijkheid.

1. Het is veel drukker dan we dachten

Je zou denken dat als je bij een hechte gemeenschap gaat wonen die meer waarde hechten aan relaties dan aan tijd, je op een lager tempo gaat leven. Voor de Kovolmensen geldt dat zeker: met een hele dag zitten en praten heb je je tijd goed besteed (en dat bedoel ik niet sarcastisch, voor hen is dat echt zo!). Dat lagere tempo straalt echter niet op ons af, we zijn ons continu bewust van tijdsdruk.

We doen ons best om zo snel mogelijk de taal van Kovol te leren en daarom zijn we altijd bezig met uren maken: dagelijks zeven voor mij en twee tot vier voor Gerdine, en die moeten ook productief en in de juiste verhouding zijn – niet te veel tijd achter de computer en niet te veel tijd buiten. We hebben meer taal te leren dan we tijd hebben, en we hebben continu het gevoel ‘dat zou ik graag eens uitzoeken, maar daar heb ik geen tijd voor’! Dan daarbij nog zorg voor een kind, een huis onderhouden in de jungle, her organiseren van de voedselbevoorrading (en ier neemt ons support team ons al uren en uren werk uit handen!) en duizend mensen die allemaal onze beste vrienden willen zijn.

We zijn iedere dag aan de slag van zonsopkomst tot zonsondergang en altijd klaar om alles uit onze handen te laten vallen als er iemand naar ons toe is komen lopen voor een bezoek.

Ik had niet verwacht dat het hier zo hectisch zou zijn. Misschien is het ook gewoon het hebben van kleine kinderen en zouden we in alle denkbare scenario’s van ons leven hetzelfde gevoel hebben. Ik had verwacht te leren dat tijd relatoef was, maar ik ben juist veel meer op de klok gaan letten, zodat we tijd kunnen maken voor relaties en taalstudie.

2. In een team werken is moeilijk, maar anders dan we dachten

Door de training zijn we goed voorbereid op omgaan met conflicten en problemen in het team. Voor we eraan begonnen wisten we dat er wrijving, onenigheid en botsingen zouden zijn. We hebben ons erop voorbereid en een teamstrategie geschreven waarin we alles behandelen van doctrines en culturele verschillen tot een specificatie van hoe we ons afval wegdoen (of we dat nou ‘rubbish’ of ’trash’ noemen – daar heb je al zo’n cultuurverschil :p ).

Zo veel bespreken is goed; we waren goed voorbereid. De onverwachte factor was de vermoeidheid.

Om te beginnen wil ik zeggen dat we een topteam hebben. Onze collega’s zijn geweldige mensen met gaven en talenten die de onze aanvullen. We genieten van hen en van het werken met hen. We hebben zeker geen licht ontvlambaar team dat elkaar steeds naar de keel vliegt.

Als iedereen nog fris is en we de hele dag hebben uitgetrokken (of de hele maand) voor teamgesprekken en het doordenken van onze strategie, dan is het makkelijk om het over dingen te hebben. We kunnen 100% van onze tijd, gedachten en emotionele energie besteden aan het doorwerken van bepaalde zaken. Als we het oneens zijn, kunnen we een stapje terugdoen en erover praten en dan weer verder gaan.
Als iedereen doodmoe is van maanden hard werken en tot aan zijn nek in de stress zit, is het veel moeilijker. Emotionele energie is beperkt en dat is een enorm verschil.

Als er dan een probleem voorbij komt, kan het zijn dat één of meer van ons te moe zijn om de benodigde stap terug te doen en erover te praten. We kunnen onszelf minder makkelijk verplaatsen in de ander en kunnen minder makkelijk over het probleem praten. Een mening van een teamgenoot kan aanvoelen als een persoonlijke aanval en we kunnen ons gaan ingraven in onze eigen mening. We hebben geen energie om te proberen de ander te begrijpen en er ontstaat een wij-zij dynamiek waarin we ons aangevallen voelen (zelfs wanneer we zouden zien dat we het eens zijn, als we maar de energie hadden er goed naar te kijken!).
Onze lontjes zijn wat korter dan normaal gesproken, we vallen tegen elkaar uit en iedereen gaat vermoeid zijns weegs met het gevoel in zijn recht te staan 🙂

Er zijn momenten geweest waarop we dingen maar gewoon even moesten laten liggen omdat onze teamgenoot emotioneel niet in staat was met een probleem om te gaan, en dat is zeker weten ook andersom geweest. Ik had wel verwacht dat ons team verschillende meningen zou hebben over bepaalde dingen en dat iemand dan zou zeggen ‘Ik ben het er niet mee eens, maar doe het maar, want dat is het beste voor het team’. Ik had niet aan zien komen dat er momenten zouden zijn waarop het team zou zeggen ‘We gaan deze richting in, want die en die is nu te moe om erover te praten’. (Ik ben zelf weleens diegene geweest!).

Het is een goede test voor onze genadespieren.

3. Er is variatie zelfs binnen onze taal

Papoea Nieuw Guinea heeft meer dan 840 talen, het is het land met de meeste taalvariaties in de wereld. We waren ons er altijd al terdege van bewust dat we in een gebied met een grote linguistische diversiteit terecht zouden komen. Wat we niet aan hadden zien komen, was dat er zelfs nog verschillen zouden zijn binnen het volk waar we heen gingen!

De mensen van Kovol zijn met ongeveer 1000 en wonen op een stuk of 3 bergkammen in 7 dorpjes. Het Kovolgebied is een kleine streek met 4 verschillende taalgroepen binnen ongeveer 4 uur lopen vanaf waar wij zitten (in het midden van Kovol). We hadden verwacht dat de Kovoltaal niet meer zou zijn dan dat: de Kovoltaal.

En toch zitten er in dit minitaalgebiedje 3 dialecten! Sommige woorden komen overeen, maar de ene groep noemt een hond ulil en de andere iko. In de ene groep is een zoete aardappel gras en in de andere anip. Het derde dialect is een aparte combinatie van de twee en nog wat unieke vocabulaire, maar die zitten verder weg, dus die kennen we niet zo goed. In ons hoofd zijn er twee hoofddialecten en is de derde een mix van die twee.

Uit de losse pols gokken we dat die twee dialecten 20% totaal verschillende woorden hebben, 60% wordt wat anders uitgesproken maar is nog herkenbaar en 20% is hetzelfde. Het gaat echter verder dan dat. Binnen ons dialect, wat gesproken wordt in 4 van de 7 dorpjes, heeft ieder dorp zijn eigen accent!

Ik had niet verwacht dat een minderheidstaaltje met relatief zo weinig sprekers, zo versplinterd zou zijn! Het is absoluut een extra uitdaging bij het leren van de taal.

4. We zitten veel eerder aan onze grens dan we dachten

Ik had gedacht dat ik veel meelevender zou zijn dan ik blijk te zijn. Mijn voorraadje geduld en medeleven is een stuk sneller op dan ik van tevoren gedacht had. Mijn vaardigheid om taal te leren en overal aan mee te doen is ook beperkt. We worden gewoon moe.

Na onze laatste vakantie was ik erg verbaasd dat ik na een week alweer het gevoel had aan vakantie toe te zijn. Op alle dagtrips sta ik ervan te kijken hoe snel mijn energie op is. Het leren van een taal is vermoeiend. Ik ben vaak op de heenweg van een wandeltocht ergens heen al door mijn energie heen en als ik er dan ben en iedereen zit te stuiteren om mij hun taal te leren, ben ik eigenlijk al op.

Het geven van medische zorg toont het snelste aan waar onze grenzen liggen. We hebben medicijnen gegeven aan pasgeboren baby’s met longontsteking en onze harten gaan naar hen uit. We lenen dekes uit om ze warm te houden. Er zijn tientallen andere kinderen die ook wel een deken kunnen gebruiken, maar we moeten onze harten afsluiten – we kunnen niet aan iedere behoefte voldoen.
We hebben een levensreddende behandeling gegeven aan een kind met vermoedelijk HIV. We huilen erom. We denken er steeds aan. We worstelen met hoe ongelijk het verdeeld is in de wereld. We raken uitgeput.

Twee weken later, als er een kind onverwacht sterft nadat de ouders twee keer bij ons waren geweest voor hulp en we niet veel te bieden hadden, merk ik dat ik mezelf rationeel afsluit, omdat ik de emotionele energie niet meer heb om ermee om te gaan. Ik huil niet zo veel als dit kind verdient.

We wisten altijd dat het zwaar zou zijn. Ik denk dat we niet verwacht hadden dat er altijd een emotionele/energie-last is waaraan voldaan moet worden en die flink in ons budget snijdt. We zitten heel snel aan onze grenzen en God moet ons steeds opnieuw de kracht geven om door te gaan.

5. Toch zijn de mensen nog blij dat we er zijn

We wisten altijd al dat er gevraagd werd om zendelingen in PNG. Kovol was een van de vragende plaatsen, al tien jaar, en nu zijn we er. Ze zijn er nog steeds niet overheen! We krijgen nog steeds meer eten dan we kunnen verwerken. Mensen willen laten zien hoe erg ze het waarderen dat we hier zijn en dus geven ze eten; ze geven ons grote stukken vlees en eten zelf nog maar een dun plakje.

We hoeven ons geen zorgen te maken dat er iets gestolen wordt. We kunnen onze schoenen buiten laten staan, onze deuren van het slot laten – er is nog nooit iets kwijtgeraakt. (Afgezien van een vel papier met Natalies notities erop. Dat was een twee maanden durende dorpscrisis omdat iedereen wanhopig probeerde het terug te vinden!). Tot nu toe hebben we geen last van landproblemen want we wonen in gemeenschapsgebied, en dat lijkt een ongewone situatie. Er is geen landeigenaar met wie we te maken hebben.

Ons dorp zorgt iedere dag voor minimaal 1 of 2 mensen om ons de taal te leren. Ze gaan om de beurt een paar dagen in hun tuin werken zodat er altijd iemand klaarstaat om ons te helpen, zelfs als dat betekent dat ze de hele dag zitten te wachten omdat we eerst nog even wat in de computer moeten invoeren.

Na een jaar hier wonen zijn er nog steeds geen tekenen dat ze ons zat zijn, mensen zijn nog steeds even positief tegenover ons als toen we voor het eerst aankondigden dat we zouden komen.

Het enthousiasme over leren lezen en schrijven wordt groter en ze kijken ook uit naar het horen van Gods woord in hun taal. Ik weet zeker dat we er extra moe van worden omdat we zo veel aandacht krijgen, maar het is een grote zegen om te mogen dienen in een gemeenschap die zo veel honger heeft naar Gods woord.


0 reacties

Geef een reactie