We zijn absoluut in een nieuw seizoen aangeland; het regenseizoen is begonnen en ineens regent het heel veel. Daar zit een dubbel voordeel aan. Eén is dat onze watertanks weer vol staan (ze stromen zelfs over) en we hoeven niet meer na te denken over hoeveel water we gebruiken (als het geel is…). Het andere voordeel zijn de beroerde regenochtenden waarop mensen gewoon thuis bij het vuur willen zitten, en dat geeft ons de kans om onze administratie in te halen.

We zijn de afgelopen weken onder andere bezig geweest met het bijwerken van ons teamstrategiestatement, wat we geschreven hadden voor we hier kwamen wonen. We hebben nu een beter beeld van de uitdagingen die het wonen hier biedt en we konden heel veel dingen updaten. Ons medische beleid moest het dringendst aangepast worden, maar er zijn legio andere onderwerpen om over na te denken.
We zijn heel streng to the point geweest. Toen we onze teamstrategie schreven, zaten we hele dagen te discussiëren, weken aan een stuk, terwijl we zaten te wachten tot we naar Kovol konden. Nu zitten we middenin het stamleven en moet ons strategiestatement zo kort en nuttig mogelijk zijn – minder idealisme, meer realisme.
Op mij heeft het programmeren nogal wat invloed gehad: codes die niet gebruikt worden, worden ook niet geüpdatet en daardoor kunnen bugs ontstaan. Dat betekent dat toen we ons strategiestatement behandelden, we de overtollige woorden en de onderwerpen die we hier niet tegenkomen eruit hebben gegooid.

Daarnaast ben ik bezig geweest met een soort van vooranalyse voor een Kovolalfabet. Ik heb ongeveer 1700 unieke Kovolwoorden in een spreadsheet staan, waarvan er 200 nagekeken zijn door mijn teamgenoten. Langzaam maar zeker zijn we ook de rest aan het transcriberen, maar ik gebruik mijn data vooral om te voorspellen waar de problemen zullen ontstaan, zodat het hele team zijn aandacht kan richten op een kleinere, al samengestelde lijst.

Tijdens de opleiding tot zendeling heb ik een jaar besteed aan het bestuderen van toegepaste linguïstiek en heb ik voor heel veel talen geprobeerd een alfabet te maken. Ik vond het superleuk, maar in het echt is het wat meer… een zootje.
Om te beginnen had ik tijdens de opleiding de beschikking over woordenlijsten en analyseerden we op basis van harde gegevens die we kregen. Hier in Kovol verzamelen wij de data en we maken allerlei fouten en hebben allerlei vooringenomenheden!
Wij als team zijn er ontzettend slecht in om consequent o of ɔ te schrijven. In het Engels zijn ze hetzelfde en we krabbelen zo vaak iets in onze schriftjes waarbij o het makkelijkst is. Als we eenmaal onze samengestelde lijst hebben, checken we de o en ɔ’s voor de derde keer, zodat we het zeker weten.
Dan zijn er de persoonlijke voorkeuren. Ik schrijf het liefst b, Philip gebruikt liever β en Gerdine zet er nog een ʔ bij. Wie heeft er nou gelijk? (Ik natuurlijk, maar dat denken we allemaal :))

Zelfs als we consequent allemaal hetzelfde opschrijven, zeggen mensen het nog niet consequent hetzelfde! We hebben drie Kovoldialecten met hun eigen woorden en uitspraken, maar zelfs binnen hetzelfde dialect kan de uitspraak van dorp tot dorp verschillen en dan ook nog van persoon tot persoon!

Nadat we de verschillende klanken in de taal hebben vastgesteld, maken we een lijst van verdachte paren – karakters die maar op één punt van elkaar verschillen. t en d zijn bijvoorbeeld alveolaire plosieven, en alleen het stembandgebruik verschilt. Voor ieder verdacht paar gaan we op zoek naar twee verschillende woorden waarin deze klanken contrasteren.

In het Kovol heb ik al tuga “hagedis” en duga “vriend” gevonden. Als ik iets zeg als “tuga, saliβ jug” (“Hagedis, sta op, we gaan”) kijken mensen me in verwarring aan, maar als ik het verander naar ‘duga’ snappen ze het gewoon. We kunnen dus concluderen dat het verschil tussen t en d zo bedoeld is, en dat beide letters in het alfabet moeten staan.

liggeninesoŋoβia ɛnesoort rat
zijnisinimɛsinimstaan
oudisigɛsigschoonvader
kongkongilisɛlisschild
zijnigoŋɛgoŋmaken (bv een bankje)
etenninimnɛnimwerken
Wat voorbeelden van contrasterende woorden

l en r zijn niet zo. Die contrasteren niet; r komt alleen voor middenin een woord en nooit aan het begin of eind, maar l komt overal voor. Verschillende mensen gebruiken l en r door elkaar. Hieruit kunnen we voorzichtig concluderen dat mensen niet echt een verschil zien en dat alleel l in het alfabet hoeft te worden opgenomen.
Dat is de theorie maar helaas is de praktijk weerbarstiger! In mijn achterhoofd heb ik zaken als ‘de gegevens geven alleen maa dat resultaat omdat ik ze genoteerd heb’ en ‘oh alleen die en die zegt dat woord op die manier’. Nadat we een ochtend besteed hebben aan het doorzoeken van fonetische distributietabellen, histogrammen en mogelijke contrasten, blijkt dat er geen onbetwijfelbare, diepgewortelde bewijzen zijn voor welk geluid dan ook waar we tegenaan lopen. 🙂 Dat zou ook wel te makkelijk zijn geweest 🙂 We moeten met pijn en moeite een cumulatieve casus opbouwen.

Ik weet nog niet wat we gaan doen met het andere grote dialect als we in de fase zijn beland dat we een alfabet gaan bedenken voor ons dialect. In ons dialect zit geen k, maar iedereen gebruikt in plaats daarvan een glottisslag. Is het logisch om dan gewoon een k te gebruiken en te zeggen ‘het is een stomme k’? Of zullen ze het weigeren met de opmerking ‘dat is hun dialect’?
En wat doen we als het niet alleen een verschil in uitspraak is maar een heel ander woord? Eén probleem tegelijk! 🙂

Ik heb een paar keer geprobeerd vals te spelen en te vragen ‘hee jongens, zeggen jullie nou een b of een v achteraan dat woord?’ ‘Weten wij veel , wij praten gewoon – jullie mogen dat uitvinden, dat is jullie afdeling.’ Aha. Dus dan maar weer drie, vier keer onze woordenlijst checken.


0 reacties

Geef een reactie