HIer in KOvol proberen ze altijd iets leuks voor ons te vinden om te doen en deze week was het jagen. Het was zo’n scenario: “Hee, hebben jullie zin om een keer mee te gaan jagen?”

“Ja, leuk.”

“Okee, volgende week gaan we. We lopen naar de bush, en daar blijven we ’s nachts en gaan we jagen!”

Ze hadden er hier erg zin in, maar ik zag het idee niet helemaal zitten om mijn droge, warme huis te verlaten en de hele nacht in de jungle rond te rennen! Ik wist echter wel dat ik het moest doen, dat is mijn werk; slikken en op pad gaan.

Dus dat deden we. Op maandagochtend liepen we naar een dorp twee uur verderop met spullen om de nacht door te kunnen brengen. Ik keek er nog niet echt naar uit, maar toen kregen we pijl en boog. Ik probeerde beleefd te weigeren, maar daar wilden ze niets van weten – en toen ik verder liep met die dingen in mijn hand vond ik wel dat het geweldig voelde! Rondlopen met pijl en boog voelt goed. Ik wil schieten!

Denk eraan – altijd blijven lachen alsof je het leuk vindt!

We kwamen aan bij de shuilhut die ze er voor de nacht opgebouwd hadden, niet heel beroerd. Droog en bekleed met heel veel blaadjes.
De eerste uitdaging bestond al meteen uit het feit dat dit dorp het andere dialect spreekt (Matat, wij leren Imengis). Ik was net begonnen met een stapje verder gaan dan de dingen die ik uit mijn hoofd had geleerd en probeerde nieuwe dingen aan elkaar te verbinden om nieuwe dingen te zeggen. Dat dialect kostte me helaas totaal de kop. Ik probeerde iets te zeggen en kreeg dan meteen te horen dat juist dat deel waarvan ik zeker was dat het klopte, anders moest.
Het was heel frustrerend om een paar stappen terug te worden gezet in mijn taalontwikkeling en ik moest het nieuwe dingen leren even laten voor wat het was. Ze wilden me oude dingen opnieuw leren in hun dialect. Sorry, daar ben ik nog niet klaar voor! Ik vond het voldoende om te observeren, wat ik meestal doe met hun dialect. Dingen opmerken, foto’s maken, opnamen maken en dingen navragen in hun dialect om wel met de taal bezig te zijn.

Ons nachtverblijf

Ik leg een pijl aan (nou ja, ik houd hem tegen het bamboe, er zit geen inkeping) en sta klaar… maar de dames komen ons tegemoet en er is geen dier te bekennen. Opnieuw. De mannen lopen naar beneden (om het gebied heen waar de dames doorheen komen) en staan weer klaar.
Het is echt jungle hier. Mijn voeten zijn nat en mijn benen zitten vol krassen van netels, muggen en bloedzuigers – je ziet het voor je. Het is geen simpele wandeling!

We jaagden op ratten, buideldassen en kangoeroes. We waren met een gigantische groep; meestal is een jacht niet zo groot, maar als het iets met ons te maken heeft, komen ze met zijn allen. De mannen gingen vooruit met hun bogen en verspreidden zich in een hoefijzervorm, tenminste, ik denk dat het dat was. Ik kon alleen de mannen zien die aan weerszijden 6 meter van me af stonden. Dan gaan de dames lopen in onze richting, al roepend: “Singol, ju!” (Vlees, loop!) in een poging om de dieren naar ons toe te jagen.

Heel lang wachten om ergens op te schieten

Alles bij elkaar zijn we er toen keer voor gaan staan. Ik zie een keer een buideldas, maar kan op dat moment niet schieten en als het donker dreigt te worden gaan we terug naar de schuilhut.

Wow, vlees is hard werken!

Ik ben zó blij om te horen dat we ’s nacht ook op pad gaan 🙁 Nadat we wat Kovolsoep hebben gehad en even gerelaxt hebben, begint het te regenen en wordt de nachtelijke jacht afgelast; helaas zullen we in plaats daarva maar moeten slapen 🙂 Het is wel een koud nachtje en de meeste mensen (ook ik) liggen te woelen en houden de vuren brandend.

De Kovolmannen wille per se iets vangen. Het lijkt een grote teleurstelling te worden als we met lege handen terug moeten. We proberen uit te leggen dat het niet uitmaakt, het ging ons om de taal, niet om de jacht (ondertiteling: laten we naar huis gaan om op te warmen), maar ze besluiten dat we in de ochtend moeten gaan jagen.

’s Morgens krijgen we te horen: ‘Het is een grote berg, dus blijven jullie maar hier en dan gaan wij met de honden jagen’, dus dat doen we. We zitten de volgende vier uur in de schuilhut te niksen, met zulke vermoeide hoofden dat we niet eens proberen taal te leren!

Rond lunchtijd komen de mannen terug met een triomfantelijke blik. Ze hebben een kangoeroe gevangen en die moeten we nu natuurlijk samen opeten. Dan volgt een les in Kovol slagerskunst. Er wordt niets weggegooid. De ingewanden worden gewassen en gekookt, het hoofd wordt klaargemaakt en opgegeten het lijkt wel of alles, zelfs de botten, door mensen opgegeten worden! Ik zou er niet verbaasd over moeten zijn, de kinderen eten spinnen en ik heb ook eens een man een kleine rat ongeveer 5 minuten op het vuur zien roosteren en daana de kop opeten! De hond die de kangoeroe naar de jagers heeft gejaagd, krijgt niks.

Er hebben maar 40 mensen 2 dagen over gedaan om dit te vangen.

Ik blijf het maar narekenen in mijn hoofd en ik blijf me maar afvragen hoe mensen het hier voor elkaar krijgen. Alles lijkt meer energie te kosten dan het oplevert! Ik wete dat ze hier meer voeding halen uit de tuin dan uit de jacht, maar ook tuinieren is niet makkelijk. Ik heb geen idee hoe het allemaal past, maar blijkbaar is dat zo.

Iemand nog een stukje geroosterde blaas?
Categorieën: Dutch

0 reacties

Geef een reactie